Uw zoekacties: Gemeentebestuur, Woudrichem, (1810)1811-1929(1940)

0222 Gemeentebestuur, Woudrichem, (1810)1811-1929(1940)

 

In een inventaris staat beschreven welke stukken er allemaal in het archief aanwezig zijn, maar vaak ook een korte geschiedenis van het archief. Bij ‘Kenmerken’ vindt u de pdf-versie van de inventaris en algemene informatie over het archief. Bij ‘Beschrijving van de series en archiefbestanddelen’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden, gegroepeerd in hoofdstukken/rubrieken. Door op het plus-tekentje te klikken voor een beschrijving van een hoofdstuk/rubriek gaat u steeds een niveau dieper in de inventaris.

 

Hoe zoekt u door een inventaris?

 

Klik op de zoekbalk, bekijk eventueel eerst de ‘Zoektips’ linksonder in het zoekscherm en tik vervolgens uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’. Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken  waar de zoekterm in voorkomt.

 

Wanneer u op een ‘Gevonden archiefstuk’ klikt, verschijnt een meer gedetailleerde beschrijving met rechts ook een aantal icoontjes in beeld. Het meest rechtse icoon (Aanvragen) kunt u gebruiken wanneer u het betreffende stuk in de studiezaal wilt komen bekijken. Een instructie hoe dit online aanvragen werkt, vindt u hier.

 

Welke archieven heeft het Streekarchief Langstraat Heusden Altena?

 

Bekijk het Archievenoverzicht om te zien welke archieven het Streekarchief beheert. 

 

beacon
 
 
1. Archiefvorming
1.1. Geschiedenis van de archiefvormer
0222 Gemeentebestuur, Woudrichem, (1810)1811-1929(1940)
1. 1. Archiefvorming
1.1.
Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis van het dorp
"Waar Maas en Waal tesamen stromen en Gorinchem rijst van ver" is een bekende versregel. Veel dichter dan Gorinchem ligt dit punt van samenstromen bij Woudrichem. Vanaf deze plaats vormden deze stromen samen de Merwede. Woudrichem is een oud vestingstadje in het noordelijk deel van Noord-Brabant. Woudrichem komt voor in een blaffaard van de goederen van de kerk van Sint-Maarten als "Waldrichsheim" in circa 866. Voor Woudrichems oudste geschiedenis wordt verwezen naar de inleiding op de 'Inventaris van het Oud-Archief der stad Woudrichem en van de daarbij gedeponeerde archieven' van H.J.H. Bossink. Aangezien deze inventaris het archief over de periode 1811-1928 beslaat, wil deze inleiding dan ook handelen over die periode. Door de invoering van het wetboek Napoleon en het Criminele Rechtboek voor het koninkrijk Holland en daarna de Franse wetboeken wordt de aard en importantie van het oude stadsbestuur met baljuw en schepenen danig ontmanteld.
Woudrichems functie als hoofdplaats van het Land van Altena wordt geweld aangedaan. Zelfs de rechtspraak van het oude schepenbankcollege wordt niet goedgemaakt door de instelling van een Vredegerecht. Ook een kantongerecht wordt Woudrichem in 1839 niet gegund. Voor beiden wordt Heusden aangewezen. Op grond van het reglement voor het bestuur ten plattelande valt - het in 1356 van stadsrechten voorziene stadje - in de orde van dorpen.
Turbulent zijn de eerste jaren van de 19e eeuw. De bestuurlijke omwenteling is het eene (met de eerste maire in 1810) en de drie jaar later het voor Woudrichem enorm enerverende beleg van Gorinchem. Franse legers hebben zich in de vestingdriehoek Gorinchem-Woudrichem-Loevestein verschanst. Half december 1813 verlaten de Fransen Woudrichem. Pruissen bestoken daarna vanuit het vestingstadje de Fransen in Gorinchem. Het stadje puilt uit van de Pruissen. Velen zijn er in de zeer gering in aantal zijnde huizen ingekwartierd. Het vestinggebeuren bepaalt ook in de 19e eeuw het Woudrichemse stadsbeeld. Vinden de meeste Woudrichemmers een middel van bestaan in landbouw en vooral in de visvangst en scheepvaart (getuige de aanwezigheid van een vissers- en een schippersgenootschap), het garnizoen levert toch een wezenlijke bijdrage in het instandhouden van de kleinstedelijke economie.
In de Hoogstraat is een kazerne (later wordt deze verplaatst naar de Vissersdijk) waar een detachement kanonniers is gelegerd. Daarenboven is nabij de Loevesteinse poort infanterie gestationeerd. Het invullen van de vesting wordt compleet door het Arsenaal of Kruithuis, nabij de Koepoort, terwijl de consistorie van de Nederlands Hervormde kerk als gaarkeuken dienst doet.
De wallen en muren van dit stadje bieden maar enkele keren de mogelijkheid Woudrichem binnen te gaan. Nabij de Merwede is de Waterpoort. Vanaf de Maasdijk is de enige toegang de Loevesteinse poort. De koepoort in het zuiden sluit dit rijtje van drie.
Door het houden van paarden- en beestenmarkten, weet het stadje nog enigszins de glorie van weleer hoog te houden. Woudrichem fungeert daarenboven als vitaal punt van waaruit gevangenen - zowel burgerlijke als militaire - op transport naar Holland worden gesteld. Ook het postkantoor geeft enig reliëf aan de oude centrumfunctie.
Opvallend is de grote armoede in de loop van de 19e eeuw. De visvangst laat veel te wensen over. Industrialisatie vindt niet of nauwelijks plaats, in tegenstelling tot andere gebieden in Holland en Noord-Brabant. Getuige de zeer weinige aanvragen om hinderwetvergunningen, is ook hierin nauwelijks activiteit te bespeuren. Hoewel Woudrichem als vesting aan bepaalde bepalingen is gebonden (verboden kringen), wordt - ondanks het feit dat de gemeentelijke grenzen zich uitstrekken tot zeer ver voorbij de oude vestingwallen - niet uitgebreid.
Geschiedenis van het bestuur
Gedurende de Franse tijd behoort Woudrichem tot het arrondissement 's-Hertogenbosch, dat ressorteert onder het Departement des Bouches du Rhin. Aan het hoofd van een gemeente of commune staat de maire. Deze wordt bijgestaan door de adjoint-maire en een Conseil Municipal, die slechts een adviserende taak heeft.
Na de Franse overheersing behoort Woudrichem weer tot Holland. Bij Koninklijk Besluit d.d. 10 februari 1815 wordt echter bepaald, dat Woudrichem zal gaan behoren tot de provincie Noord-Brabant.
In de periode 1814 - 1848 wordt onderscheid gemaakt tussen de steden en plattelandsgemeenten. Hoewel Woudrichem in de 14e eeuw stadsrechten heeft verkregen, is de samenstelling van het bestuur gedurende deze periode steeds geweest als die van een plattelandsgemeente.
De bestuursreglementen van 1815 bepalen, dat het bestuur van een plattelandsgemeente bestaat uit een schout, die benoemd wordt door de Koning, en uit een 3 tot 7 leden tellende raad, die eveneens wordt bijgestaan door een secretaris. De leden van de raad, evenals de secretaris, worden benoemd door Provinciale Staten, op voordracht van het gemeentebestuur.
Indien het wenselijk wordt geacht, kunnen Provinciale Staten, op voordracht van het plaatselijk bestuur, twee leden van de raad tot assessoren benoemen. Deze assessoren hebben tot taak de schout in de waarneming van zijn functies te assisteren.
In 1825 worden voorafgaande reglementen reeds vervangen. Het bestuur ten plattelande zal vanaf dan bestaan uit een burgemeester, twee assessoren en een raad.
Wordt bij reglementen van 1815 bepaald, dat assessoren slechts benoemd behoefden te worden, indien dit wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, in 1825 moeten in alle gemeenten assessoren worden aangesteld. De assessoren worden vanwege de Koning benoemd door de Commissaris van de Koning en maken deel uit van de raad.
De raad telt 7 tot 9 leden; dit is afhankelijk van de omvang van de gemeente en de situatie waarin zij verkeert. De burgemeester is ambtshalve lid van de raad. De leden van de raad worden benoemd door Provinciale staten, op voordracht van het plaatselijk bestuur. Ook de benoeming van de burgemeester geschiedt als voorheen.
De grondwetswijziging van 1848 en de gemeentewet van 1851 brengen drastische veranderingen in de bepalingen omtrent het gemeentebestuur met zich mee. Tussen steden en plattelandsgemeenten wordt niet langer onderscheid gemaakt.
De samenstelling van het gemeentebestuur, bestaande uit burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en de raad, verandert niet. De raad wordt echter het hoogste orgaan in de gemeente.
De leden van de raad worden voortaan rechtstreeks gekozen door de (welgestelde) ingezetenen.
De assessoren heten nu wethouders en worden gekozen uit de raad benoemd voor een periode van vier jaar. Het aantal wethouders varieert van 2 tot 6 personen, naar gelang de grootte van de gemeente.
De burgemeester wordt benoemd bij Koninklijk Besluit, voor een periode van 6 jaar, op aanbeveling van de Commissaris van de Koning(in). Sinds 1851 zijn de bepalingen omtrent de inrichting van het gemeentebestuur over het algemeen hetzelfde gebleven.
1.2. Geschiedenis van het archiefbeheer
2. Inhoud en structuur van het archief
2.1. Verantwoording van de bewerking
3. Aanwijzingen voor de gebruiker
3.1. Openbaarheidsbeperkingen
3.2. Citeerinstructie
4. Verwant materiaal
4.1. Publicaties
5. Bijlagen
5.1. Overzicht van burgemeesters en secretarissen
5.2. Index op persoonsnamen

Kenmerken

Datering:
(1810)1811-1929(1940)
Titel:
Gemeentebestuur, Woudrichem
Beschrijving:
Inventaris van het archief van het gemeentebestuur van Woudrichem
Archieftitel:
Gemeentebestuur, Woudrichem
Huidige gemeente:
Altena
Auteur inventaris:
M.A.P. de Vaan, Streekarchief Langstraat Heusden Altena, Heusden
Jaar van inventarisatie:
1986
Inhoud/samenvatting:
Archiefstukken betreffende het bestuur van de huishouding van de gemeente op basis van de bestuursreglementen van 1819, 1825 (platteland) en de Gemeentewet van 1851, waarbij administratief-bestuurlijke bevoegdheden werden toegekend om genoemde taak uit te oefenen (uitvaardiging van verordeningen en uitvoering van besluiten van hogere organen).
Auteur:
M.A.P. de Vaan, Streekarchief Langstraat Heusden Altena, Heusden
Omvang:
30,63 m
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Uitgever:
Streekarchief Langstraat Heusden Altena, Heusden
Geografische namen:
Archiefvormer(s):