Uw zoekacties: Lederinstituut T.N.O., Waalwijk, 1911-1983

1160 Lederinstituut T.N.O., Waalwijk, 1911-1983

 

In een inventaris staat beschreven welke stukken er allemaal in het archief aanwezig zijn, maar vaak ook een korte geschiedenis van het archief. Bij ‘Kenmerken’ vindt u de pdf-versie van de inventaris en algemene informatie over het archief. Bij ‘Beschrijving van de series en archiefbestanddelen’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden, gegroepeerd in hoofdstukken/rubrieken. Door op het plus-tekentje te klikken voor een beschrijving van een hoofdstuk/rubriek gaat u steeds een niveau dieper in de inventaris.

 

Hoe zoekt u door een inventaris?

 

Klik op de zoekbalk, bekijk eventueel eerst de ‘Zoektips’ linksonder in het zoekscherm en tik vervolgens uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’. Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken  waar de zoekterm in voorkomt.

 

Wanneer u op een ‘Gevonden archiefstuk’ klikt, verschijnt een meer gedetailleerde beschrijving met rechts ook een aantal icoontjes in beeld. Het meest rechtse icoon (Aanvragen) kunt u gebruiken wanneer u het betreffende stuk in de studiezaal wilt komen bekijken. Een instructie hoe dit online aanvragen werkt, vindt u hier.

 

Welke archieven heeft het Streekarchief Langstraat Heusden Altena?

 

Bekijk het Archievenoverzicht om te zien welke archieven het Streekarchief beheert. 

 

beacon
 
 
1. Archiefvorming
1.1. Geschiedenis van de instellingen
1160 Lederinstituut T.N.O., Waalwijk, 1911-1983
1. 1. Archiefvorming
1.1.
Geschiedenis van de instellingen
Reeds in 1901 werd in de afdeling Waalwijk, Baardwijk en Besoijen van de Algemene Nederlandse Bond van Schoenfabrikanten *  de idee geopperd om een vakschool voor de schoenmakerij op te richten. *  In 1903 steeg het enthousiasme rond deze idee toen in Waalwijk een grote vaktentoonstelling gehouden werd. Vanuit de Bond van Schoenfabrikanten werd in 1904 een subcommissie opgericht voor onderzoek naar de oprichting van een vakschool. De commissie werd zonder resultaat opgeheven in januari 1905.
De gemeenteraad van Waalwijk richtte vervolgens op 30 januari 1906 de Commissie voor de oprichting van een vakschool voor het schoenmakers- en leerlooiersbedrijf te Waalwijk op. *  Eerst dacht de commissie enkel een dagschool op te richten voor praktisch en theoretisch onderwijs in het schoen- en patroonmaken. Al snel kwam men tot de conclusie dat men grondiger te werk zou moeten gaan en ook een looiersschool zou moeten oprichten. De commissie werd uitgebreid met mensen uit de looierswereld en de leden brachten bezoeken aan instellingen in binnen- en buitenland, zoals de vakscholen te Wermelskirchen en te Enschede. Hierop besloot men dat het wenselijk zou zijn een school op te richten voor theoretisch én praktisch onderwijs, voor schoenmakers én leerlooiers én met een technisch bureau voor onderzoek én ten dienste van de industrie. De school moest volgens de commissie in Waalwijk gevestigd worden omdat Waalwijk al zeer lang het middelpunt van de lederindustrie vormde en op dat moment met de laatste nieuwigheden mee was. Waalwijk was ook goed gelegen in het centrum van de Langstraat en goed bereikbaar. Men wilde van de school bovendien een rijksschool maken. De gemeente zou moeten zorgen voor een terrein en een gebouw, het rijk zou het overige voor haar rekening nemen.
De gemeenteraad van Waalwijk trok, dankzij het legaat van Mr. van Cooth, een bedrag van fl. 40.000,- uit. De regering voorzag op de staatsbegroting van 1910 een post van fl. 10.000,- voor een "Rijksschool voor Leerlooiers en Schoenmakers te Waalwijk" onder hoofdstuk V van Binnenlandse Zaken en een post van fl. 25.000,- voor een "Rijksproefstation en Inlichtingendienst aan genoemde Rijksschool verbonden" onder hoofdstuk X van Landbouw, Nijverheid en Handel. *  Bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1910 stelde de regering een Commissie van Advies voor de Rijksschool voor leerlooiers en schoenmakers met daaraan verbonden Proefstation en Voorlichtingsdienst ten bate van de lederindustrie in met als leden de burgemeester van Waalwijk en belangrijke personen uit de leder- en schoenindustrie. J.L. van Gijn, een scheikundig ingenieur, zou de eerste directeur van de Rijksschool én van het Rijksproefstation worden.
Nog in 1911 werd in het eerste en kleinste huisje in de Mr. van Coothstraat alvast begonnen met het Rijksproefstation. Het Rijksproefstation en de Voorlichtingsdienst hadden tot doel de technische ontwikkeling van de leder- en schoenindustrie te bevorderen door de verzameling van gegevens, het nemen van proeven, het verrichten van onderzoek en het openbaar maken van verzamelde gegevens of resultaten. Daarnaast zou men op aanvraag grond- en hulpstoffen, halffabrikaten en afgewerkte producten onderzoeken, adviezen geven en technische vraagstukken uitwerken. *  Er zou een grote wisselwerking bestaan tussen deze instellingen en de school. Adviezen en technische vraagstukken werden uitgevoerd door leraren van de school ten dienste van het Rijksproefstation en de Voorlichtingsdienst en omgekeerd deed de school beroep op beide instellingen voor allerlei zaken.
De gemeente Waalwijk kocht een stuk grond in dezelfde Mr. van Coothstraat en de regering keurde de bouwplannen voor een hoefijzervormig complex van gebouwen goed. Het frontgebouw zou dienen voor het Rijksproefstation en de directeurskamer, een zijvleugel voor het looierijgebouw en een zijvleugel voor de schoenmakerijen.
Op 2 november 1914 opende de looierijschool haar poorten. *  In de lokalen voor de schoenmakers zouden Belgische vluchtelingen een tijdelijk onderkomen vinden. Dit zorgde ervoor dat de schoenmakersschool pas in september 1915 geopend werd. De oorlog had sowieso een grote invloed op het aantal leerlingen in de beginjaren omdat vele patroonszoons en arbeiders gemobiliseerd waren.
Bij de oprichting waren er drie afdelingen van middelbaar niveau in de school: de lederbereiding, de machinale schoenfabricage en het handschoenmaken. De laatste afdeling kon niet behouden blijven en werd daarom in 1920 omgezet in wandelcursussen in het handschoenmaken. De dagcursus lederbereiding duurde één jaar en wilde een opleiding bieden voor bedrijfsleiders van lederfabrieken. De dagcursussen voor schoenmakers duurden twee jaar, één jaar voor het onderwerkmaken en één jaar voor het bovenwerkmaken. Ze waren bestemd voor de fabrikant, modelleur, werkmeesters en gezellen. Daarnaast bood men de mogelijkheid vier- tot zeswekelijkse cursussen in onderdelen van de lederbereiding en korte cursussen in onderdelen van de schoenmakerij te volgen. *  Het aanbod zou al snel uitgebreid worden, ook met avondcursussen (vanaf 1915) en wandelcursussen (vanaf 1918), en later met het leerlingenstelsel (vanaf 1957).
De avondcursussen werden ingericht voor lessen in zowel de looierij als de machinale schoenmakerij voor mensen die overdag werkten, zowel jongens vanaf veertien jaar als oudere werknemers namen deel. Men wilde de gelegenheid geven ook lagere opleidingen te kunnen volgen aan de school. *  De lessen gingen door in de winter omdat men dan 's avonds niet laat werkte. Een wandelcursus hield in dat een leraar van de vakschool op diverse locaties les ging geven aan gevestigde schoenmakerspatroons in de maatschoenmakerij. Het ging dus om wandelende of reizende leraren. De lessen werden gegeven in centra die voor de schoenmakerspatroons makkelijk te bereiken waren, aanvankelijk Haarlem, Utrecht en Zwolle. De eerste wandelende leraar was de heer Hoek. Deze cursussen waren van het begin af beide een groot succes.
In het schooljaar 1940/1941 werd de naam van de school omgezet in Rijksvakschool voor de Leder- en Schoenindustrie. Deze naam deed de "werkingssfeer" van het instituut, namelijk het opleiden van toekomstige leiders in de leder- en schoenindustrie, meer tot uiting komen. * 
Rond dezelfde tijd dacht men eraan om het beheer over het Rijksproefstation en de Voorlichtingsdienst aan een semi-rijkslichaam over te dragen. Op 1 september 1942 werd de Nijverheidsorganisatie T.N.O. dan ook de beheerder, de naam van de instelling werd Lederinstituut T.N.O. (Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek). Het instituut zou geleid worden door een eigen bestuur waarin zowel de regering als de verschillende industrieën én de wetenschap vertegenwoordigd waren. De samenwerking met de vakschool zou blijven bestaan.
In 1947 ontstond vervolgens de idee om van de rijksvakschool een middelbare nijverheidsschool te maken zodat de school fysiek en organisatorisch aanzienlijk uitgebreid zou kunnen worden. Men wilde de cursus lederbereiding uitbreiden van één naar twee jaar en aan beide afdelingen meer vakken geven, vooral gericht op bedrijfsleiding, waar men in 1940 ook al duidelijk het accent opnieuw op wilde leggen. Op 1 april 1948 zou de Stichting Middelbare Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie in het leven geroepen worden die de school zou leiden. Deze bestond uit vertegenwoordigers uit de Vakgroepen Leder- en Schoenindustrie en afgevaardigden uit het gemeentebestuur. De stichting veranderde al in november in de Stichting tot het geven van Nijverheidsonderwijs op het gebied van de leder- en schoenindustrie en daarmede verwante industrieën omdat naast de dagschool ook de avondschool en wandelcursussen onder de nieuwe stichting vielen en omdat niet alle cursussen van middelbaar niveau waren. *  Per 1 september 1949 werd de rijksvakschool opgeheven en begon de nieuwe Middelbare Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie. De vanaf 1947 gemaakte plannen werden toen in de praktijk omgezet.
De fysieke uitbreiding zou nog tot 1955 op zich laten wachten. Samen met de herdenking van het 40-jarig bestaan van de school werd toen de nieuwe vleugel van de afdeling lederbereiding opengesteld. *  Daarnaast kreeg men een nieuw lokaal voor looiproeven in samenwerking met het Lederinstituut T.N.O. en in 1958 werden nieuwe praktijkruimten voor de afdeling machinale schoenfabricage voltooid.
Per 1 augustus 1968 werd de middelbare vakschool een school voor middelbaar beroepsonderwijs en viel zo onder het middelbaar technisch onderwijs, het werd een M.T.S. Nadien telde de school echter nog maar weinig leerlingen en reeds aan het einde van 1968 stelde zich de vraag of de school niet van concept zou moeten veranderen, ofwel door het aanbod in de school op gebied van de leder- en schoenindustrie uit te breiden en/of aan te passen, ofwel door een ruimer aanbod te bieden bijvoorbeeld door een afdeling werktuigbouwkunde en elektrotechniek. Zo zou de school een normale M.T.S. worden met meer algemene vakrichtingen.
Vanaf het einde van de jaren '60 probeerde het bestuur, vaak in samenwerking met het bedrijfsleven, nog propaganda te voeren voor de school. Dit leidde echter niet tot een verantwoord leerlingenaantal. De avondschool werd al stopgezet per 1 oktober 1971 en het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen verbood de school voor het schooljaar 1972/1973 nog eerste klassen te vormen. Als alternatief dacht men erover korte cursussen op technisch vlak in te richten of dagcursussen van enkele lessen per week voor leerlingen die praktisch werkzaam waren in de vakrichting. Dit alles ging onder andere wegens een gebrek aan leerlingen en financiën niet door. Uiteindelijk werden de poorten van de school op 1 augustus 1975 definitief gesloten. De sluiting had vooral te maken met het grote aantal bedrijfssluitingen in de schoen- en lederindustrie. Daarnaast kwamen ook steeds minder leerlingen vanuit het buitenland. Op een bepaald moment besliste de Indonesische regering dat geen leerlingen meer naar de Nederlandse school mochten gaan. *  Vanaf nu zou geen soortgelijke opleiding meer bestaan in heel Nederland.
Het Lederinstituut T.N.O. bleef wel in het gebouw gevestigd en kon de extra ruimte gebruiken. Voor de overige ruimtes hadden zich al kandidaten gemeld. Een deel van de machines werd overgedragen aan het Nederlands Leder en Schoenen Museum. Andere delen van de inboedel werden verkocht of geschonken, bijvoorbeeld aan de Streekschool voor Beroepsbegeleidend Onderwijs in 's-Hertogenbosch. Ook het Lederinstituut T.N.O. nam bepaalde zaken over.
Het Lederinstituut T.N.O. zou nog tot 1997 in Waalwijk gevestigd blijven. Daarna verhuisde de instelling naar Eindhoven. Hier werd in 1997 de hele afdeling T.N.O. Industrie gevestigd, ook afdelingen uit bijvoorbeeld Apeldoorn en Den Helder verhuisden naar de Technische Universiteit Eindhoven.
1.2. Geschiedenis van de archieven
2. Inhoud en structuur van de archieven
2.1. Verantwoording van de bewerking
3. Aanwijzingen voor de gebruiker
3.1. Openbaarheidsbeperkingen
3.2. Citeerinstructie
4. Verwant materiaal
4.1. Publicaties
5. Bijlagen
Lijst van directeuren van school, Rijksproefstation en Voorlichtingsdienst, later Lederinstituut T.N.O.
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

Kenmerken

Datering:
1911-1983
Titel:
Lederinstituut T.N.O., Waalwijk
Beschrijving:
Inventaris van het archief van het Lederinstituut T.N.O. te Waalwijk
Archieftitel:
Lederinstituut T.N.O., Waalwijk
Huidige gemeente:
Waalwijk
Auteur inventaris:
L.M.C. Verwimp, Streekarchief Langstraat Heusden Altena, Heusden
Jaar van inventarisatie:
2007
Inhoud/samenvatting:
Het Lederinstituut T.N.O. verrichtte onderzoek naar de kwaliteit van lederproducten en leder- en schoenbewerkingsapparatuur, alsmede het geven van voorlichting en advies hierover aan de leder- en schoenfabrikanten en andere instellingen. Zie ook archiefblok 1118 - inventaris van het archief van de Middelbare Vakschool voor de Leder- en Schoenindustrie (M.V.L.S.).
Auteur:
L.M.C. Verwimp, Streekarchief Langstraat Heusden Altena, Heusden
Omvang:
0,375 m
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Uitgever:
Streekarchief Langstraat Heusden Altena, Heusden
Geografische namen:
Thema trefwoorden: